Als webdeveloper ben ik alweer een tijd geleden in een experimenteel project gaan meedraaien. Ik stuur een klein team aan vanprogrammeurs om het project te doen slagen. Dat is al erg leuk en uitdagend, maar het team zit ook nog eens in Dhaka, de hoofdstad van Bangladesh. Op uitnodiging van mijn opdrachtgever zit ik (samen met hem) voor een aantal dagen in deze stad. Ik schrijf een aantal blogs om mijn ervaringen te delen.
Vliegen is een belevenis op zich (leuke tussenstop in Dubai, indrukwekkend wat ze daar uit de grond stampen). Echter, de belevenis begint pas echt als je landt in Dhaka (op de 1,5 uur na die we in de visum-rij stonden). Neem de honderden mensen die staan te wachten achter hekken net buiten het vliegveld. Veel Bengalen werken in Dubai, verdienen daar goed geld voor de familie en komen op een bepaald moment weer terug. Sommige jongens die daar staan te wachten, zien hun vader vandaag wellicht voor de eerste keer, of toch morgen of later in de week?
Of neem de belevenis van een stad aandoen waar ruim 10 miljoen mensen wonen op 50 vierkante kilometer. In Nederland ben ik er trots op om lekker in de stad te wonen; de grootte en de sfeer trekken me aan. Maar die 85000 Amstelveners stellen in aantal maar weinig voor bij Dhaka.
Als je het verkeer meemaakt (zie hier de self-made-video) weet je dat je niet meer in Nederland bent. Het leuke van kennismaken met lokale werknemers is dat ze van de hoed en de rand weten als het gaat om vervoer. We pakken als vuurdoop meteen de rickshaw; een fiets met een luxe stoel achterop. Te midden van toeterende auto’s, bussen, scooters, overstekende voetgangers en talloze andere riksja’s maak je alles van dichtbij mee. Het valt je op dat ondanks de grootste chaos die ik ooit heb gezien, de mensen één worden met de chaos en al remmend, toeterend en uitzwenkend hun weg wel vinden. En ik achterop de rickshaw ook. Na een paar minuten vind ik het vooral geweldig en niet langer eng. Ook in het donker door kleine straatjes vol mensen die ik niet ken of kan inschatten, voel ik me geen moment onveilig. Het schijnt dat de wijd aangehangen Islam de mensen in toom houdt. Jammer het koude biertje te moeten missen bij een graad of 40, maar dat voorkomt vast ook veel problemen.
De tussenpersoon die vanuit Nederland met de Bengalen een IT-bedrijf heeft opgezet, is lovend over de mensen. Hij prijst de mentaliteit van de mensen: het zijn harde werkers, vriendelijk en gastvrij. Zijn visie om mensen te zien als ‘sources’ in plaats van werknemers die je vooral geld kosten (helaas komt deze visie veel voor in Dhaka) vind ik inspirerend. Hij is geen filantroop die Bengalen van de straat houdt, maar goede programmeurs een goede werkplek en een goed salaris biedt. Een win-win situatie voor beide partijen. Daar ga ik morgen nog meer over schrijven.
Tenslotte is het bijna 24 april, en lezen we in de krant over het ongeluk dat 1 jaar geleden plaatsvond in Rana Plaza in de textiel-industrie. Ruim 1100 mensen omgekomen en drie keer zoveel gewonden. Zouden we van die sector iets kunnen zien in deze stad? Er zijn overheids-gecontroleerde fabrieken, maar ook ‘niet-bestaande’ fabrieken. In de binnenstad zoeken we een wijk op waar er veel zitten. Via wat steegjes en onderhandelingen komen we in een ‘workshop’ waar 12 jongens vanaf een jaar of 12 een sample namaken met de grootst mogelijke precisie. Het hok is geen fabriek te noemen en te klein en te warm voor zoveel mensen. De jongens verdienen desgevraagd wel aardig, maar het kan vast beter. De ‘baas’ zit erbij, dus het achterste van hun tong kunnen ze niet laten horen.
Je helpt ze niet door te zeggen dat ze te jong zijn, te lang werken of te weinig verdienen. Hun inkomen is nodig in de familie. Maar wellicht kan de drie en halve euro als verkoopprijs op de lokale markt veel beter met een goede webshop voor het buitenland. Iemand van het IT-bedrijf wisselt kaartjes uit. En wij vertrekken weer. De geuren, kleuren, geluiden, contacten en cultuur zijn gedurende de dag binnengekomen en vragen om een goede bijslaapsessie. Morgen weer een dag.